Tere vingers

‘Je houdt ze aan de lijn hoor!’ schreeuwde ik met mijn hart bonzend in mijn keel.

De twee grote Argentijnse jachthonden kwamen met grote ogen op me af. Net voordat ze aan mijn benen konden ruiken of er hun tanden in konden zetten, trok de eigenaresse ze naar zich toe.

‘Sorry hoor,’ zei de eigenaresse ietwat beschaamd en geschrokken. Waarschijnlijk krijgt ze nooit zulke uitspattingen naar haar hoofd geslingerd. ‘Ze doen niets.’

‘Nee, maar dat weet ik toch niet van tevoren. Het lijken wel paarden. Wat geeft je ze te eten?’ vroeg ik zuchtend en liep met een grote boog om de twee en de eigenaresse heen. ‘Postbodes die hun werk niet goed doen?’ vroeg ik met een flauwe glimlach rond mijn mond.

‘Oh, nee die geef ik aan bij PostNL.’

‘Denkt je dat dat iets geeft?’ Terwijl ik de vraag stelde dacht ik aan die keer dat ik post bezorgde op een adres waarvan ik wist dat ze een hond hadden. Elke keer als ik daar kwam en de post halverwege door de brievenbus had geduwd, werden de brieven uit mijn handen gegrist en verscheurd. Ik was het op een gegeven moment zo zat, dat ik geen moeite meer deed om de post er volledig doorheen te duwen. Laat ik voorop stellen dat ik dat alleen bij adressen doe waarvan ik weet dat ze agressieve honden hebben. Ik ga voor een kwatloontje geen vingers riskeren.

Dat heb ik nooit begrepen hoor, mensen die hun honden vrijelijk in het halletje laten marcheren wanneer er niemand thuis is. Om vervolgens te klagen dat hun post verscheurd of nat wordt bezorgd. Hou die kwijlbeesten eens uit de buurt van de post en de bezorger. En owee als iemand het lef heeft om te zeggen: ‘Blaffende honden bijten niet.’

Blaffende honden bijten niet, totdat ze wel bijten. En dan weer lekker achteraf zwetsen, oh, ja, het zal wel aan de persoon liggen, of de hond kan je angst voelen. Acht flikker toch op. Er zijn muilkorven uitgevonden en hij kan aan de lijn.

Nu de zomermaanden weer aangebroken zijn(af en toe in Nederland), komen er als postbezorger zijnde steeds weer die irritaties van adressen die hun buitendeur open hebben staan maar het tuinhekje dicht. Het geeft de hond alle ruimte om mij en mijn collega’s op te wachten. Wat ik bij chiuahua’s beslist niet erg vind. Maar zodra er Amerikaanse bulldogs loslopen en blaffen alsof het de laatste dag op aarde is, dan krijg ik al gauw de neiging om de post op straat te flikkeren en gauw door te lopen. Ik begrijp als postbode heel goed het belang van de post. Het op tijd en correct bezorgen is voor mij als postbezorger dan ook mijn levensmissie. Maar als dit de veiligheid en het welzijn van mezelf en collega’s in gevaar brengt dan liggen die blauwe brieven of andere rekeningen – waar iedereen altijd zo over klaagt – net zo goed op tegels als op de deurmat.

Ik heb collega’s die gebeten zijn. Ik heb collega’s die achtervolgd zijn op hun fiets terwijl het dier naar hun enkels beten. Zelf heb ik een hond een doodschop moeten geven om te voorkomen dat hij mij in stukken scheurde. Je zou kunnen stellen dat het valt onder het kopje ‘risico van het vak’. Als dat zo is, dan wil ik daar graag gevarengeld voor. Zolang dat niet betaald wordt, houd ik mijn vingers netjes buiten de brievenbus of voor het tuinhekje en valt maar te bezien hoe de post uiteindelijk bij de geadresseerde terecht komt.

Laat ik als afsluiter nog benoemen dat ik absoluut geen aversie heb tegen honden. Integendeel, ik vind het ontzettend loyale vrienden. Voor vele mensen zijn ze zelfs meer dan een hecht familielid. Ik heb een kwijlende hond als achtergrondscherm op mijn computer en Hachi: A Dogs Tale is een van mijn favoriete tranentrekkende films.

Als de post belangrijk wordt geacht en de hond dierbaar, denk dan ook eens aan de postbode en zijn tere vingers. Misschien is gitaarspelen wel een hobby van hem en laat dat nou een beetje moeilijk gaan zonder vingers.

 

Tot gauw,

 

Ber Runderkamp

Advertentie