Werken op het land

De enige die mij tartte was die ene raaf. De ganse dag kraste hij schel. Zijn soortgenoten cirkelden hoog boven het veld, met bevende snavels. Deze raaf durfde op mijn stijve armen te staan en over de zonnebloemen te turen. Jeuk overviel me, maar krabben kon ik niet. Soms at de raaf zaden, soms leek hij me uit te dagen door naar mijn kurken ogen te pikken. Op een dag bulderde het. Zijn ogen weerspiegelden de bliksemschicht. De raaf viel als bevroren naar de grond. Niet lang daarna streken zijn soortgenoten neer met honderden tegelijk.

Advertentie