Sint Christoffel wordt gezien als de patroonheilige van reizigers, alle verkeersdeelnemers, timmerlieden, schilders, pelgrims, fruithandelaren, boekbinders, schatgravers, hakenbusschutters, hoedenmakers, tuinmannen en, daar raakte het mij als schrijver vooral, kinderen. De vraag of er ooit een man/vrouw/wezen bestaan heeft die zich ontfermde over bovenstaande groepen daargelaten, zie ik vooral de symboliek van het begrip ‘patroonheilige’. Maar het idee dat er iemand zou waken over het welzijn van kinderen gaf me een sterk gevoel van veiligheid. Als er één aspect is dat ons allen verbindt, is dat we allemaal kind zijn geweest. En we kennen allemaal het verlangen naar veiligheid en bescherming. Sommigen zullen dat verlangen bewust hebben ervaren, anderen niet direct. Pas op latere leeftijd wordt ons duidelijk op welke momenten we echt behoefte hadden aan extra hulp. Laten we de veiligheid en bescherming niet afhangen van symboliek, maar laten we zelf de patroonheiligen zijn die kinderen zo nodig hebben.
Het lichtbaken gaat voornamelijk over mensen die als kind de veiligheid en bescherming structureel tekort kwamen, waardoor ze als het ware gebrandmerkt door het leven gaan. Met alle gevolgen van dien.
Sint Christoffel
Tweede boek: St. Christoffellaan
In januari schreef ik een blog over het tweede boek waar ik mee bezig ben. Toen wist ik niet dat ik het verhaal volledig zou herschrijven. Zelfs de periode die ik beschrijf in het boek is anders. Het verhaal speelt zich nu vijftien jaar af na de ontvoeringen van de jongens. Hieronder deel ik graag een fragment met jullie. Reacties zijn welkom.
Elena keek vanuit het raam op de rug van een eenzame constructiewerker, zijn collega’s liepen voor hem uit richting de keet; de werkdag zat erop. Elena’s oma zou zich omdraaien in haar graf als ze zag hoe de straat er bij lag. Haar geliefde St. Christoffellaan was over de afgelopen weken getransformeerd in een gigantische zandplaat. Kinderen uit andere buurten kwamen met grote getale op het zandfestijn af. De St. Christoffellaan zelf kende geen huishoudens met kinderen. De straat was veranderd van een stabiele factor als het ging om gezinswoningen naar een straat waarin de huizen dienstdeden als doorvoerwoningen. In een jaar tijd had Elena vier welkomsttaarten gebakken en drie afscheidskaarten geschreven met daarop haar adresgegevens om in de toekomst toch contact te blijven houden. Negen van de tien keer hoorde ze nooit meer iets van haar vroegere buren.
Terwijl ze de bouwvakker steeds verder weg zag ploeteren door het droge zand, dacht ze aan haar oma. Nanna noemde ze haar altijd. Veertien jaar geleden overleed ze. Elena herinnerde hoe ze in de maanden voor haar dood wartaal uitsloeg. Vijfennegentig procent van alles wat uit haar mond kwam was onzin. Totale, onsamenhangende wartaal. Soms dacht Elena dat haar oma praatte met haar overleden man die ze zag in de plooien van de gordijnen. Vaak ging haar oma ’s nachts aan de wandel, ze had er een neus voor ontwikkeld om tijdens stroomstoringen op zoek te gaan naar lichtknopjes die toch niet werkten. Dikwijls kon ze de kaarsen niet vinden en maakte ze een hoop herrie. Als Elena terugkeek naar die periode vond ze het sowieso vreemde tijden. Kinderen verdwenen aan de lopende band en er woonde markante figuren. Elena herinnerde een paar van de figuren die ze jarenlang buren had genoemd. De kreupele veteraan met zijn aversie tegen Amerika, de van Mexicaans afkomstige alleenstaande moeder die het huis van de pastor met taco’s bekogelde, de ideale huisvader die achteraf een relatie onderhield met de toenmalige burgemeester. Op een bepaald moment was iedereen in de buurt verdachte van de ontvoeringen van de jongens. Niemand had van tevoren kunnen denken dat de pastor de dader was. De buurt had gewalgd van de vondst die de politie bij hem in de kelder en op de eerste etage had gedaan. Toen had de straat aan beide kanten van de weg vol gestaan met Esdoorns. Vorige week hadden de werkers de laatste boom gerooid. Dat kwam goed uit want gisteren had het op woeste wijze gestormd. Het was de krachtigste storm van het decennium.
Elena kon alleen maar bedenken hoeveel schade de omvallende bomen aan de huizen hadden kunnen toebrengen, toen ze de werker zag verdwijnen. Ze knipperde met haar ogen en keek opnieuw. Ze hield een hand boven haar ogen om de glinsteringen die de zon veroorzaakte in het glas tegen te houden. Ze hallucineerde niet, toch? De werker was zojuist uit haar zichtveld verdwenen. Ze schudde haar hoofd maar het beeld bleef hetzelfde. Het groepje werkers liep onverstoord verder richting de keet. Zonder na te denken rende ze naar buiten, balanceerde over de twee balken die als loopbrug dienstdeden en sprong op blote voeten in de hoop zand. Al roepend bleef ze door het rulle zand rennen. De werkers hoorden haar niet, kwamen bij de keet aan, barricadeerde de deur en dropen verder af. Elena stopte en keek om haar heen om te zien of er andere mensen in de buurt waren, maar ze was alleen. De werker was nergens te bekennen. Had de zon spelletjes met haar gezichtsveld gespeeld? Of hadden de gedachten aan haar oma een loopje met haar genomen? Hijgend leunde ze voorover en steunde op haar kniebollen. Tussen de leidingen en sporen van graafmachines door liepen geulen waar de nieuwe riolering kwam. Elena wipte behendig over de begravingen heen. Zo’n twee meter van haar voeten zat een gat, groter en dieper dan ieder ander gat dat ze ooit had gezien. Ze wilde een stap achteruit doen maar haar gedachte ging naar de werker.
‘Hallo?’ zei ze schel. ‘Is daar iemand?’
Er kwam geen reactie.
Voetje voor voetje schuifelde ze dichter naar de rand van het gat. Het laatste stukje kroop ze om te zien of ze iets in het gat zag. Ze zag het fluorescerende gele hes van de constructiewerker.
Hij was bezig op te staan.
‘Gaat het?’ vroeg Elena. Haar stem echode na een paar seconde terug. Nu pas voelde ze hoe haar hart tekeer ging.
‘Niets aan de hand. Zinkgat, komt vaker voor. Maar het zou fijn zijn als je een ladder kon halen, of,’ de werker wreef over zijn helm, ‘een van de jongens.’
Elena keek over de zandvlakte naar het einde van de straat en schudde haar hoofd. ‘Ik ben bang dat ze naar huis zijn. Maandag,’ hakkelde ze.
‘Mijn telefoon heeft hier geen bereik. Bel anders het constructiebedrijf op, dan sturen ze iemand.’ De werker keek naar boven en vervolgens om zich heen. Hij bukte iets en verdween uit het zicht van Elena.
‘Hé! Waar ga je heen?’
De werker reageerde niet.
Elena klakte met haar tong en zuchtte. ‘Ga alsjeblieft niet de archeoloog uithangen.’ Net voordat Elena op wilde staan om bij de dichtstbijzijnde buren aan te kloppen keerde de werker terug in het lichtval.
‘Je hoeft het constructiebedrijf niet te bellen. Bel de politie,’ de werker hield iets in zijn handen wat op doorgesneden touw leek, ‘laat ze met spoed komen.’