Hier wederom een fragment uit het tweede boek. Sandra Rendis, de hoofdcommissaris bestudeert het dossier dat ze vijftien jaar geleden aangelegd had.
De huid van haar vingers voelden kurkdroog. Ze bladerde al urenlang door het dossier van de St. Christoffelzaak en noteerde opvallende details, ontbrekende details of sorteerde documenten die ze belangrijk achtte. Ze had een manifest met alle namen van Christoffellaan bewoners. Ze had de verslagen van alle forensische rapporten en de getuigenverklaringen van de ouders van de ontvoerde jongens. Ze had getuigenverklaringen van tientallen ouders en kinderen die in de straat woonden. Het viel haar op dat niet iedereen in de straat verhoord was omdat de vier jongens in de kelder van Vader Wenz aangetroffen werden en ze het onderzoek dusdanig tot opgelost verklaarden.
Er werd op de deur van het kantoor geklopt, waarna de deur geopend werd.
‘Hoe vaak heb ik je al gezegd dat je niet steeds hoeft te kloppen? Het haalt me uit mijn concentratie,’ zei Sandra terwijl ze naar de deur draaide met haar hoofd. ‘Oh, ben jij het. Bent u het.’
‘Zeg maar jij. Dat ben ik hier wel gewend. Stel je eens veertig van die Drove types voor, en dat elke dag. Waarom denk je dat ik zo weinig haar over heb?’
Sandra toonde een flauwe glimlach.
‘Waar is je assistent?’
‘Koffie halen,’ zei Sandra terwijl ze verder bladerde door een manifest met daarop donoren van de St. Christoffelkerk.
‘Hoe lang is hij al weg?’
‘Ruim een half uur.’
‘Een half uur? Jezus.’
‘Doolin, als je me echt wilt helpen, laat me dan met rust. Zo kan ik niet werken.’
‘Ik stuur wel een ander naar je toe, met meer ervaring.’
‘Doolin,’ Sandra draaide om en wilde hem zeggen dat het niet nodig was, maar de deur werd dichtgetrokken. Zuchtend ging ze verder en noteerde: “Verf, overal te verkrijgen. Ik, ben, één, van, de, twaalf.” ‘Gangenstelsel, vijftien locaties. Twaalf jongens, de kerk, de dader en het huis van de pastor. Hij heeft gelijk,’ fluisterde ze.
Haar vingers gleden over de papieren en veegden documenten opzij totdat ze een bepaald document vond en het omhoog hield. De transcriptie van de getuigenis van Vader Wenz. Hij bekende nergens en bleef de daad ‘een weg van God’ noemen. Sandra vroeg zich af waarom Vader Wenz nooit protest ingediend had tegen zijn veroordeling. Was het een schuldgevoel over wat hij zijn adoptiedochter aangedaan had? Of berusting in zijn lot en het heilige geloof in ‘een weg van God’? Sandra liet de vragen terzijde terwijl ze een volgende document bestudeerde. Het betrof een manifest met namen van de voetbalvereniging van Yreka. Een paar namen waren vijftien jaar geleden geel gemarkeerd. Veelal vaders van jongens die in de Christoffellaan woonden.
Opnieuw werd op de deur geklopt.
Er kwam een jongeman binnen gekleed in een blauw overhemd, donkerblauwe broek, zwarte lakschoenen en een lichtblauwe stropdas. ‘Goedemorgen mevrouw Rendis, ik ben uw toegewezen assistent.’ De jong ogende agent kwam met statige passen naar de tafel en plaatste een mok op een leeg stukje tafel. ‘Hier is de koffie waar u om verzocht, een half uur geleden.’
Sandra keek op. ‘Ik heb je hulp niet nodig. Bedankt, sluit de deur op de terugweg.’ Ze wuifde met haar hand en concentreerde zich weer op het dossier.
Na een lichte buiging klonk het dichtslaan van de deur.
Haar ogen gleden over talloze documenten. Eén adres trok haar aandacht.
Ze greep haar telefoon en gebruikte een sneltoets. ‘Met Rendis, hoe lang is het van Redding naar Represa? Ja, nu vertrekken inderdaad. Oké, bedankt.’ Ze hing op en belde een tweede nummer. ‘Hé, met mij, maak de auto klaar voor vertrek en pik me over vijf minuten op. Veeg het stof maar van de sirene.’ Zonder op antwoord te wachten beëindigde ze het gesprek. Ze stond op, vulde een lege doos met dossiermappen en documenten, stopte haar notitieblok en de verklaring van Vader Wenz in de aktetas, legde deze bovenop de doos, en verliet het kantoor.
Graag hoor ik wat jullie er van vinden.
Tot gauw,
Ber Runderkamp